Onlangs heeft de koning namens de Nederlandse samenleving zijn excuses aangeboden voor de slavernij. Hij erkende daarbij ook persoonlijk betrokken te zijn. Die zwarte periode in onze geschiedenis werd benoemd als een misdaad tegen de menselijkheid. De koning vroeg om vergiffenis. Dat er excuses gemaakt zijn en dat er om vergiffenis gevraagd is, is in de ogen van veel nazaten van tot slaaf gemaakten een goede zaak. En daar sluit ik me bij aan. Ook de kerk waar ik bij hoor, de PKN, is zich bewust van haar vaak kwalijke rol tijdens de slavernijperiode. Er is in samenwerking met de Protestantse Theologische Universiteit een breed onderzoeks­programma gestart om die rol helder te krijgen. Een eerste boek is er al, getiteld: ‘Kerk, kolonialisme en slavernij’. Het is m.i. onbegrijpelijk als je daarin leest hoe onchristelijk de kerken in die tijd waren!

We kennen allemaal vast wel het verhaal van de uittocht uit Egypte van het tot slaven gemaakte volk Israël: de Exodus. Vanuit die gebeurtenis kan heel het Eerste Testament gelezen worden. Exodus is een van de constituerende geschiedenissen van het Jodendom. Van Israël wordt gevraagd om zich humaan te gedragen met een beroep op juist die God die hen uit de slavernij verlost heeft: “Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij heeft bevrijd” zegt Hij in Exodus 20:2 als introductie en legitimering bij de tien geboden. God zegt hier met andere woorden en met het oog op de wetgeving in het beloofde land: ‘omdat jullie de ellende van de slavernij aan den lijve hebben ervaren doe ik een beroep op jullie, om de samenleving waar jullie verantwoordelijk voor worden anders en eerlijker in te richten’. Zie ook Exodus 2: 23 e.v..

Het bijzondere is dat alle gelovige mensen hier geaard worden in de ervaring van tot slaaf-gemaakten. We leren God kennen als degene die ook ons heeft bevrijd uit de slavernij. Hoe ver we ook verwijderd raakten in de loop van de eeuwen van dat besef, ook in het nieuwe testament worden we toch opnieuw als bevrijde slaven aangesproken: “Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.” (Galaten 5:1)

De ongelooflijke tragiek van de geschiedenis is dat dat besef volledig in zijn tegendeel gekeerd is. Het christelijke Europa werd rijk door een ongekende slavenhandel. De kerken protesteerden daar niet of nauwelijks tegen, een enkeling daar gelaten. Van www.zeeuwseankers.nl komt dit citaat: ‘Een van de weinigen die principieel tegen alle slavenhandel gekant was, was de Middelburgse predikant Bernardus Smytegelt (1665-1739). In zijn bundel Des Christens eenige troost in leven en sterven (Middelburg 1747) bestempelde Smytegelt het “stelen van eenen mensch” als “grove diverije”. Daarbij haalde hij Exodus 21:16 aan: “Die enen mensche steelt, zeid God, zal zekerlijk gedood worden. (…) Is dat niet droevig, daar hebben de Christenen eene negotie van gemaakt.” Smytegelt vond dat de slaafgemaakten evenals Jozef (Genesis 40:15) “dieffelijk ontstoolen” waren uit hun land.’ Dat was een discussie in het zeevarende Zeeland. Ik ben benieuwd welk verhaal er te vertellen is rond de economische activiteiten voor de VOC en de WIC en de welvaart die onder andere met de slavenhandel daarmee ook voor Texelaars was weggelegd.

De bijbelse bril die ons een wereldbeeld gaf gezien vanuit het lijden van de slaafgemaakten, hebben we in de loop van de late middeleeuwen en in de vroege moderne tijd verwisseld met een Dollar­teken-bril. De reformatie ging om het rechtzetten van allerlei kerkelijk onrecht, maar deze misdaad tegen de menselijkheid was niet in het vizier van de protestanten. In het algemeen: het wereldbeeld werd in die tijd bepaald door degenen die profiteerden van de slavenhandel. Een van de inzichten die we de laatste tijd aangereikt krijgen is dat de doorwerking en de na-effecten van de slavernij veel zwaarder wegen dan we lang voor waar wilden hebben. Zo zijn racistische vooroordelen nog altijd terug te voeren op de minachting van mensen die er bestond voor de specifieke stroom van slaaf­gemaak­ten uit Afrika. Het ongemak dat we voelen rond het al dan niet aanbieden van excuses heeft daar veel mee te maken. Voor de kerken komt daarbij, dat zij niet alleen kritiekloos zwegen bij deze godgeklaagde praktijken, maar er soms ook medefinancier van waren, en er zelfs een ideologische rechtvaardiging aan gaven. Dat terwijl ze beter hadden moeten weten, als ze de Bijbel hadden gelezen. Als we in de kerk spreken over verlossing en bevrijding, mogen we nooit vergeten dat dat over ervaringen gaat die met bloed zweet en tranen tot ons gekomen zijn. Tora en Evangelie aanvaarden is niet alleen een kwestie van mentaliteit, maar juist ook een kwestie van echt vergeving vragen, ons excuseren, en ten diepste begrijpen welk leed anderen is aangedaan. Dat zou het Bijbelse Exodusverhaal opnieuw recht doen.

ds. Anne Kooi, predikant protestantse PKN gemeente Waal-Koog-De Hoorn