Altijd vergeven?

Er wordt nogal eens gedacht dat je als christen altijd moet vergeven. Wel, dat staat in elk geval niet in de Bijbel. In het evangelie van Johannes 20:23 zegt Jezus bij een verschijning na zijn opstanding: “Ontvang de heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie niet, dan zijn ze niet vergeven.” Desondanks heeft het christendom de naam altijd uit te zijn op vergeving; en dat heeft ook zijn lelijke kanten. Vooral wanneer de kerk zelf grote fouten heeft gemaakt, wordt er naar de mening van veel niet-gelovigen te snel de kaart van de ‘vergeving’ getrokken. Slachtoffers van seksueel misbruik in een kerkelijke setting zijn bijvoorbeeld door diezelfde kerk aanvankelijk opgeroepen om deze misdrijven met de mantel der liefde te bedekken, om hen vervolgens voor te houden dat ze de dader horen te vereven.

Ook in andere kwesties wordt het kerken verweten te kwistig met ‘vergeving’ om te springen. Zo beschrijft hoogleraar Frits de Lange in het artikel Zo’n zevenmaal per dag, maar als het moet nog meer; vergeving in de ethiek, de mening van Dietrich Bonhoeffer. “Een kerk die zo op een koopje vergeeft, kan maar beter massaal worden verlaten. Zij predikt de vergeving, maar zij zou haar eerst moeten zoeken. De kerk (en Bonhoeffer had hier vooral zijn eigen protestantse kerk in de jaren dertig op het oog, die zweeg over de jodenvervolging) heeft de vergeving als een soort strooigoed rondgestrooid, alsof het niets kost. Geen berouw, geen bekering, geen genoegdoening om verbroken verhoudingen weer recht te zetten. Zij heeft zich in de rechtvaardigingsleer blindgestaard op de zondaar die vergeving verkrijgt, maar het slachtoffer tegen wie gezondigd wordt, uit het oog verloren. Alles heeft de kerk met de roze mantel van een God die de zondaar genadig is, willen bedekken. Zij heeft de zonde niet bij de naam willen noemen om de zondaar niet al te zeer te ontrieven. Hoe groot ook zijn schuld is, zij is hem toch vergeven door God. Dat is dan de God waarvan Voltaire zei: ‘pardonner, c’est son métier’ (vergeven is zijn vak). Door de vergeving zo te individua­liseren en te spiritua­liseren, haar tot een religieus automatisme te maken voor de gelovige enkeling, heeft de kerk haar ethische strekking geminimaliseerd. ‘In dieser Kirche findet die Welt billige Bedeckung ihrer Sünden, die sie nicht bereut und von denen frei zu werden sie er recht nicht wünscht.’ (In deze kerk vindt de wereld goedkope bedekking van haar zonden, die ze niet betreurt, en waarvan ze niet oprecht bevrijd wil zijn) (D. Bonhoeffer, Nachfolge (1937) p 29).”

In die zin is het goed dat we ons realiseren dat, zeker gezien de tekst in Johannes, vergeven helemaal geen automatisme mag zijn! Maar dat is nog niet het einde van het denken over vergeving. “Vergeef ons onze schulden zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was” staat in de tekst van Matteüs (6:12), die aan de basis ligt van het Onze Vader. Direct daarna legt Matteüs 6 in de verzen 14 en 15 uit: “want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven. Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven.” Zes keer klinkt hier het werkwoord ‘vergeven’; in het Grieks ‘afeimi’. Dit Griekse woord heeft de betekenis van ‘loslaten’ of ‘vrijlaten’. In de Bijbel heeft ‘vergeving’ dan ook de sfeer van het losmaken van de connectie tussen een fout met de sanctie. Vergeven is veel minder een spiritueel of moreel gebeuren dan we gewend zijn te denken. Het betekent ook gewoon: ‘ik reken het je niet langer aan’. Het recht van het slachtoffer om al dan niet te vergeven staat centraal. Dat schrijft de pastoraal theoloog prof. Ruard Ganzevoort. Hij schrijft in zijn boek ‘Klem tussen schuld en vergeving’: “Vergeving is niet vergeten of ontkennen wat er gebeurd is. Vergeving is niet de dader excuseren. Vergeving is niet de schuld doen verdwijnen. Vergeving is niet de gevolgen religieus bagatelliseren. Vergeving is niet het slachtoffer (jezelf) vernederen. Vergeving is niet de dader vertrouwen. Vooralsnog zie ik vergeving als het (met erkenning van de schuld van de dader) af­zien van straf door het slachtoffer.”

We herkennen vast allemaal het gevoel dat de vraag om vergeving alleen al, de druk van een dader op het slachtoffer opnieuw kan vergroten. Het kan een volgende fase zijn waarin de dader greep houdt op zijn slachtoffer. Gelukkig denkt de Bijbel genuanceerd over het al-dan-niet moeten vergeven. Alleen het slachtoffer kan vergeven, en dat kan alleen als hij/zij daarin helemaal vrij is. Precies dat lezen we ook bij Johannes. Maar als het dan gebeurt vanuit een volledig vrije en zelfstandige beslissing, is dat een koninklijke geste die nabootst wat Christus voor ons heeft gedaan.

Ds. Anne Kooi