Christelijk leiderschap?

Het is al een tijd een trend. Namelijk om je als christen binnen de moderne managementfilosofieën te onderscheiden met een model van ‘christelijke leiderschap’. En ik moet zeggen: voor mij is het een dilemma waar ik niet goed uitkom. Onlangs zag ik op TV een programma over christelijk leiderschap waarin alleen maar vrouwen aan het woord kwamen. Ik herkende vrouwelijke theologen waarvan ik boeken heb gelezen: tijdgenotes die ik zeer waardeer. Zij pleitten zoals te verwachten was voor een meer vrouwelijke invulling van leiderschap: niet dominant maar eerder zorgend, aanwijzend, begripvol en educatief bemoedigend sturend. Wat me trof was dat zij er allen zonder meer van uitgingen dat leiderschap in een christelijke gemeenschap überhaupt noodzakelijk is. Nodig namelijk met het oog op de bescherming van hen die zwak staan in onze eigen kringen, en om de rechtvaardige verhoudingen onder ons te behoeden en te bewaren.

Dat lijkt me een waardevolle manier om over ‘leiderschap’ na te denken, maar ik ben ook nog vol van een andere waardering van het discussieveld. In 2013 promoveerde Kees Boele op het onderwerp, maar geheel tegen de tijdgeest in stelt hij het fenomeen van een christelijk leiderschapsmodel onder kritiek. Hij legt het theologisch denken van Oepke Noordmans (1871-1951) naast moderne vormen van management denken en komt tot de conclusie dat die elkaar uitsluiten.

Het gevaar is volgens deze onderzoeker dat de theologie in feite ‘in dienst genomen wordt’ van de filosofie van het management, en daarmee zijn eigen taak en functie verzaakt. Kees Boele zegt in een interview: “Als je met bijvoorbeeld communicatie- en marketingtechnieken de kerk ‘smoel’ gaat geven, dan vergeet je dat Jezus geen gedaante of heerlijkheid had en dat het Evangelie een dwaasheid en ergernis is (Paulus). Bovendien zegt Hij zelf: ‘laat u geen leidslieden noemen. Eén is uw leidsman, namelijk Hij zelf’ (Mat 23:10, oude Statenvertaling) … De figuur van de leider hoort niet in de kerk thuis. In de gemeente zijn geen leiders, maar herders en leraars. Een predikant moet zich concentreren op zijn kerntaak: Woord­verkonding, pastoraat en catechese.” Noordmans ziet voor de plek van de kerk in de wereld maar één opdracht. Namelijk dat zij zich concentreert op de betekenis van de komst van Jezus in de wereld die uiteindelijk door de wereld niet gekend, niet verdragen, maar genadeloos gedood wordt. De kerk en het denken en doen dat daar plaatsvindt, moet getekend zijn door het kruis van Jezus. Dat is niet iets waarover je ‘parmantig’ spreekt, of waar de kerk zich mooi mee kan tooien. “Het Kruis is geen ereplaats, maar één van schande: ‘niet iedere ronde kop of geuzenkop past bij het hoofd met de doornenkroon’. Ook een triomfantelijke omgang met Pasen, als opstap naar christelijk leiderschap, acht Noordmans ongepast. De opstanding ging vooral gepaard met heilige schroom en daarbij past een nuchterheid des geestes, een afwezigheid van de frivoliteit des levens verder-op-de-dag, een geschiktheid om te bidden, terwijl men nog bezig is om te vasten.” (p 120 van het boek van Boele, zie hieronder).

Noordmans krijgt zo een grote waardering voor de ‘Doperse onrust’ die een radicaal geloven met zich meebrengt. Niet dat hij vindt dat je uit de hedendaagse cultuur zou moeten wegtrekken, alsof dat je je in een klooster zou mogen terugtrekken. Maar hij vindt wel dat het deelnemen aan de samenleving een afspiegeling moet zijn van de manier waarop Jezus in de werkelijkheid aan het werk was. Dat wil zeggen dat Jezus telkens laat zien dat zijn ‘leidsmanschap’ gestalte krijgt in het dienen, en dat dat dienen ons én de wereld een spiegel voorhoudt. Zijn leiderschap is een kritisch theologisch gebeuren. Zo heeft de kerk in onze wereld vandaag ook geen macht, maar een opdracht. En heeft de kerk ten diepste ook geen belang bij kerkleden, maar bij mensen die samen zoeken om Jezus op een eerlijke manier te volgen. Dat volgen doen we altijd vanuit de erkenning dat ons bestaan niet vrij is zoals de Geest vrij kan zijn. Wij leven in deze wereld gebonden aan de eindigheid van ons bestaan en aan de beperking van onze vermogens. Boele interpreteert dan Noordmans: kritiek op het wereldlijke leiderschap “betekent niet dat de kerk anarchistisch zou zijn en zou kunnen bestaan zonder enige vorm van gezag of leiding, maar wel dat zij op het punt van ‘leiding’ vrij moet blijven van invloeden vanuit de ‘school’, dat wil zeggen de seculiere management­literatuur. Met andere woorden: de ambtstheologie van de kerk, noch het zoutend zout van het christelijk leven mag vervangen worden door een leiderschapsmodel uit de seculiere leiderschaps­filosofie.” (p 149 van het boek van dr. C.P. Boele: Noordmans, de filosofie en christelijk leiderschap. (2013, Zoetermeer))

Dan denk ik dat de vrouwen die ik in het begin noemde er al heel wat meer van begrepen hebben. Hoewel een oprechte invulling van dat nieuwe leiderschap, hoe dan ook en door wie dan ook op zich genomen, een heel moeilijke evenwichtsoefening blijft. De visie van Oepke Noordmans met zijn concentratie op het ‘lijdend leider zijn’ van Jezus is dan bij die oefening onmisbaar, lijkt me!

Ds. Anne Kooi

Portret van Oepke Noordmans