Ja en nee. De kerk is van Jezus Christus en daarom is de kerk van iedereen. Om te beginnen van degenen die het het moeilijkst hebben in onze samenleving (zie Matteüs 25: 31 en verder). Want Jezus kiest voor de mensen die honger en dorst hebben, degenen die nauwelijks kleren aan hun lijf hebben (en die hun huisje niet warm kunnen stoken, denk je dan tegenwoordig), de zieken en de gevangenen (of hen waarover negatief geroddeld wordt, denk je dan) en de mensen die van ver komen en hier maar mondjesmaat een plek gegund wordt.

De kerk is van iedereen, maar niet zomaar. Want anders kan iedereen er ook met z’n eigen verhaal mee vandoor gaan. Dan kan ‘de kerk’ woorden in de mond gelegd worden die helemaal niet passen bij de beweging die Jezus ooit begonnen is en die ook vandaag van betekenis is. De kerk is niet een beeldmerk, al lijkt het er soms wel op als je streekgebonden producten ziet met het plaatje van het kerkgebouw van Den Hoorn erop. De kerk is niet het gezicht van het dorp, al voelt misschien elke dorpsgenoot zich thuis als je van een verre reis terugkomt en de toren al ziet als je op de boot staat. We voelen ons als Hoornders vertrouwd bij het kerkgebouw aan de Kerkstraat 5. We voelen ons misschien ook wel omarmd, als we stilstaan bij de graven van geliefden die op het kerkhof liggen, daar onder die warme beschermende aanwezigheid van dat eeuwenoude kerkgebouw. Het mag er allemaal zijn. Het is ook fantastisch dat er zoveel mensen van Den Hoorn en ver daarbuiten de Rommeltjesmarkt draaiende houden. Zo werken veel mensen mee aan het in stand houden van die mooie monumentale kerk, omdat met de opbrengst van de Rommeltjesmarkt het onderhoud van de kerk betaald wordt. Maar dat alles overstemt nog niet dat de kerk van Jezus Christus is.

Tegenwoordig heb je het over ‘ownership’: wie is gevoelsmatig of in moreel opzicht de ‘eigenaar’ van iets. En wie voelt zich daardoor ook verantwoordelijk voor dat iets.

Tijdens de reformatie, toen de protestantse kerk ontstond, was de vraag naar wie de ‘eigenaar’ van de kerk is – en dan vooral in moreel opzicht – ook een brandende kwestie. In een van de oude boeken van Calvijn vinden we bijvoorbeeld deze waarschuwing: “Op vele plaatsen, zowel in de besluiten van de synoden als bij de oude schrijvers, kan men vinden, dat al wat de kerk bezit in land of geld, het vermogen van de armen is. Daarom wordt herhaalde malen naar de bisschoppen en diakenen dit lied voorgezongen, dat ze moeten bedenken, dat ze niet hun eigen goederen beheren, maar die, welke tot de nooddruft van de armen bestemd zijn. (…) Daarom worden ze vermaand met de grootste beving en eerbiedigheid, als voor Gods aanschijn, zonder aanneming van personen, die goederen uit te delen aan hen aan wie ze verschuldigd zijn.” (Calvijn, Institutie IV 4,6) Conclusie: de kerk is van Jezus en daarom van de armen. Omdat het ‘ownership’ van de kerk niet in mensenhanden ligt maar bij Jezus, is ze gegarandeerd van de armen.

Als we dan zeggen dat de kerk van iedereen is, betekent dat concreet dat het gebruik van het kerkgebouw niet voorbehouden mag zijn aan een groepje mensen dat zich, voortkomend uit de geschiedenis de ‘kerkelijke gemeente’ noemt. Maar het betekent ook dat diezelfde kerkelijke gemeente ervoor moet waken dat de sterke voorkeur van Jezus voor ‘de armen en de minsten onder ons’ concreet gestalte krijgt. Het zou mooi zijn als de kerk leert om nog concreter een schuilplaats en een vluchtheuvel te zijn voor hen die bescherming nodig hebben; een leerproces waar we allemaal bij betrokken zijn.