Wat zou Jezus doen?

 

Als ‘de Heer’ komt, dan dient zijn toekomst zich al ver van tevoren aan. De adventstijd, het ´in verwachting zijn´, duurt maar liefst 4 weken. We verwachten de geboorte van Jezus, de Zoon van God. Naar menselijke maatstaven valt zijn komst aan het einde van het jaar, maar die staat wel in het teken van het begin van de geschiedenis van God met ons. Die ge­schie­de­nis wordt ingekleurd door de belofte van de toekomst van God, zoals bijvoorbeeld tastend aangeduid met het begrip ‘koninkrijk van God’. God wekt verwachtingen. God vervult verlangens met dingen die Hijzelf waardevol vindt. “… en voor zijn voeten uit, gaan vrede en gerechtigheid, als bruidegom en bruid” staat er in het eerste vers van lied 767. Jezus´ komst is niet een antwoord op een soort van algemeen verlangen van mensen, maar op een diep menselijk verlangen naar rechtvaardigheid en vrede. Een verlangen dat gerijpt is in een wereld vol ellende. Want als Jezus komt, dan komt hij in onze duisternis.

Geloven in de toekomst van de Heer, klinkt soms alsof we elkaar en onszelf alleen maar – tegen beter weten in – proberen moed in te zingen. Jezus komt in een wereld waarin de boodschap van God aange­vochten is. De wereld is in de dagelijkse praktijk niet op de woorden van God ingericht; denk maar aan de achterdocht en de haat, jalousie en agressie die er onder ons mensen kan zijn. Jezus schept een nieuwe werkelijkheid met zijn aanwezigheid. Normaal komt een koningskind met veel aandacht heel comfortabel in de wereld, maar hier is dat heel anders. Gods Zoon komt in deze wereld als een kwetsbaar kindje waar geen plaats voor is. Zijn komst maakt dan direct ook zichtbaar dat er in die wereld een grote weerstand tegen het goede van God is. Jezus zal niet herkend worden, hij zal veracht worden, hij zal vervolgd worden en afgewezen zijn. Tegelijkertijd maakt dat ook duidelijk waarom de redding die Jezus brengt zo schrijnend hard nodig is. Want de heersers in die tijd hebben de macht om een volkstelling te organiseren, en om pasgeboren jongetjes te vermoorden.

Mensen leven overigens niet alleen als slachtoffers van en in de duisternis. De komst van God in Jezus Christus maakt duidelijk dat wijzelf ook met allerlei banden aan die duisternis gebonden zijn. Ons leven van alle dag is vaak genoeg alleen op onszelf gericht, en veel minder of niet op het ondersteunen van anderen. We zijn ‘gehecht’ door, maar ook áán onze banden. Gods toekomst brengt vrijheid, en dat betekent ook bevrijding uit ons egoïsme dat – in combinatie met onverschil­ligheid – ons geweten het zwijgen oplegde. Vrijheid beleven is vrij worden om als oprecht mens te leven voor Gods aangezicht. Jezus is gekomen om ook ons te verlossen uit onze tekort­komingen en onze gebondenheid. Hij zegt: “Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars” (Matt 9:13). Jezus leert ons dat de het erom gaat om een mens te zijn die loskomt van geld en goederen, maar die schatten verzamelt in de hemel. Alleen zo, in alle bescheidenheid, als mensen die een door God gekwalificeerd leven verkiezen te leiden, zullen wij Zijn kinderen zijn.

Onze humaniteit en ons verstaan van Gods oproep om mee te bouwen aan zijn toekomst, komt ten diepste niet uit onszelf. Het komt in Gods Woord op ons toe. In lied 767, waarvan de tekst geschreven is door Willem Barnard, klinkt dat besef prachtig door. Ik geef u graag vers 2 mee:

De trouw zal bloeien als een roos

En zie, gerechtigheid

Zal uit de hemel moeiteloos

Neerdalen in de tijd.

 

Is dat vanzelfsprekend? Nee absoluut niet. De evangelist Johannes zegt het zo (Joh 1: 4,5): “In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.” Dat is bijzonder! Dat is een vrolijke uitzondering op de regel! Dat schept een belofte voor de toekomst; een toekomstbeeld van waaruit we echt moed kunnen putten.

ds. Anne Kooi