Geldt geld?

Geldt geld?

Een bekende hedendaagse uitspraak is: wie betaalt bepaalt. In de kerk, en dan specifiek in de overwegingen van de diaconie en het college kerkrentmeesters, ligt dat wat complexer. Want het is maar de vraag wie ‘betaalt’. Of ‘wie’ betaalt. Zijn dat de mensen die de kerkelijke bijdragen betalen? Of is dat Jezus Christus? Of zijn het in Zijn naam de armen?

In de loop van de Europese kerkgeschiedenis is de thematiek rond armoede van de gewone mensen en de rijkdom van de kerk altijd een moeizaam onderwerp geweest. In de loop van de geschiedenis zijn er regelmatig mensen geweest die opstonden en kritiek op het ‘rijke’ leven leverden. Van de woestijnvaders in de oudheid tot de kluizenaars en de kloosterorden in de middeleeuwen zijn er belangrijke bewegingen geweest die de erkenning van armoede als essentieel voor het verstaan van het evangelie beschouwden. Franciscus van Assisi is daarvan misschien wel de meest bekende. Maar het verzet van de mainstream kerkelijke structuren tegen dat christelijk verwijzen naar het oplossen van armoede onder de bevolking is er ook altijd geweest. De officiële kerk heeft na verloop van tijd eenvoudig te veel te verliezen gehad als ‘armoede’ aangewezen wordt als iets waar het evangelie zich om bekommert. Men ging daarin zover dat Jezus aan het kruis werd afgebeeld met een geldbuidel in zijn hand. Dit om aan te tonen dat het legitiem was voor de kerken om rijk te zijn.

In de bijgaande illustratie zien we dat de hedendaagse mysterieuze kunstenaar Banksy dat thema in 2004 in een kritisch kunstwerk heeft uitgewerkt.

De reformatie, zo’n 500 jaar eerder, ging voor een deel ook over kritiek op de enorme hoeveelheid rijke bezittingen van de toen dominante RK-kerk. De protestantse kerken die toen ontstonden namen zich voor om het beter te doen. Zo schreef Calvijn zijn in 1650 verschenen standaardwerk de ‘Institutie, ofte Onderwijsinghe in de Christelicke Religie’ een waarschuwende beschouwing over de kerkelijke gelden. In moderner Nederlands weergegeven:

“Op vele plaatsen, zowel in de besluiten der synode, als bij de oude schrijvers kan men vinden, dat al wat de kerk bezit in land of geld, het vermogen van de armen is. Daarom wordt herhaalde malen naar den bisschoppen en diakenen dit lied voorgezongen, dat ze moeten bedenken, dat ze niet hun eigen goederen beheren, maar die, welke tot de nooddruft der armen bestemd zijn, en dat ze, wanneer ze die te kwader trouw verduisteren of verkwisten, des bloeds schuldig zullen zijn. Daarom worden ze vermaand met de grootste beving en eerbiedigheid, als voor Gods aanschijn, zonder aanneming der personen, die goederen uit te delen aan hen, aan wie ze verschuldigd zijn.” (Institutie IV 4, 6)

M.a.w.: in de kerk is het Christus die betaalt en bepaalt! Wie had zoiets radicaals ooit van Calvijn gedacht?! Het is goed om je dat weer te realiseren. De reformatie had een fundamentele en diepgaande kritiek op het functioneren van de toenmalige dominante kerk, die voornamelijk bezig was met het oppotten van geld ten behoeve van het in stand houden van het eigen instituut, zonder enige compassie te tonen voor de verarmde bevolking. Ondertussen zijn we een half millennium verder. Het kost ons nu moeite om die beginperiode van het protestantisme in al zijn radicaliteit na te voelen. Toch moeten we, lijkt me, bij onszelf goed nagaan of niet ondertussen die kritiek van Calvijn ook voor onze kerken kan gelden. Want het evangelie blijft onveranderd kiezen voor de armen, met bijvoorbeeld de uitspraak in 1 Timoteüs 6:10: ‘Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door zich daaraan over te geven zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben ze zichzelf veel leed berokkend’.

ds. Anne Kooi