Hemelvaart

Op donderdag 13 mei dit jaar is het hemelvaartsdag. Een dag waar we als christelijke wereld eigenlijk nauwelijks meer bij stilstaan. Na die dag is het anderhalve week later Pinksteren. Eigenlijk jammer dat we de hemelvaart van Jezus in ons ‘moderne’ bestaan niet meer kennen, want zonder hemelvaart kun je Pinksteren niet goed vieren. Ik las nog eens de tekst die het meest uitvoerig is over de hemelvaart van Jezus. Namelijk Handelingen 1: 1-11. Wat mij trof waren de toch heel eenvoudige woorden waar­mee beschreven wordt hoe Jezus wordt ´opgenomen´. Het gebeurt gewoon. Je ziet het zich voor je ogen afspelen, maar je krijgt er geen grip op. Het woord hemelvaart wordt niet genoemd. De mensen die er omheen staan begrij­pen pas wat er ge­beurd is, als ze uit de droom gehol­pen worden. Aanvan­kelijk blijven ze staren naar de hemel. En dan zijn er opeens twee man­nen in witte kleren die hen aanspreken: “wat staan jullie daar en kijken op naar de hemel? Ja, Jezus is opgeno­men in de hemel, en hij zal op dezelfde manier terug­komen.” Jezus heeft juist in zijn opname in de hemel de wereld voor ogen. Die uitleg door twee engelfigu­ren is nodig omdat je anders ´bij God niet zou weten´ hoe je dit kunt begrijpen.

Het zijn vreemde tijden die in Hande­lin­gen be­schre­ven wor­den. Jezus is opgestaan, en hij gaat rond, hoorden we. Hij ver­schijnt aan allerlei men­sen. Hij spreekt zelfs veertig dagen lang met hen over het Ko­ninkrijk van God. In een ander bericht over de hemelvaart, namelijk in het Evangelie van Lucas, is er géén sprake van deze veertig dagen, maar hier dan dus wél. Dat is opmerkelijk omdat Lucas ook dit boek van Handelingen heeft ge­schreven. Bij het hernemen van zijn verhaal, aan het begin van zijn tweede boek, vindt Lucas het belangrijk om nu wél te berichten over een periode van veertig dagen waarin Jezus verschijnt. Veertig dagen staan in de bijbel vaak voor een periode om voor jezelf tot helderheid te komen. Denk maar aan de veertig dagen die Jezus in de woestijn door­bracht. Misschien is er nu opnieuw een periode van veertig dagen nodig om het verhaal van Jezus werkelijk bij mensen te laten landen. Om het te laten aarden en het te ver­wer­ken en het naar zijn bedoelde betekenis te leren zien en be­grijpen. Aan de verwar­ring bij de mensen die er omheen staan als Jezus opgenomen wordt, is te merken dat de angst om Jezus te verlie­zen eigenlijk nog zo vers is. Na zijn lijden en zijn dood moeten ze radeloos geweest zijn. Wat blijft er van het verhaal van Jezus over? Zal dat een verhaal zijn van een grote vergis­sing, een misluk­king? Maar de opstanding dan? Ja, maar was dat niet een te groot éénmalig gebeuren? Te groot voor mensen om het te bevatten? Was zijn op­stan­ding mis­schien toch een hersen­schim?

Zij die getraumati­seerd waren door de dood van Jezus krijgen de tijd om te leren zoeken naar de bete­kenis van zijn lijden en opstan­ding. Wat bedoelen we eigenlijk als we zeggen dat Jezus is opgenomen in de hemel? Er zijn veel dingen waarvan we kunnen zeggen, dat het daar het níet om gaat. De hemel is niet zoiets als een utopie. Het is ook geen ideeënrijk achter de werkelijkheid. Daar­voor is de hemel veel te veel met de aarde verbonden. Om het tastend te zeggen: in de hemel is de God van de ware humaniteit en daarom is de hemel de plaats van de principiële betrokkenheid met de mensen die lijden. In de hemel is doorleefde geschiedenis van mensen. Niet zomaar, maar in de hemel is de geleefde geschie­de­nis van mensen die door God geheiligd is. Daar gaat een appel van uit. Het is ook niet zomaar iemand die in de hemel is opgenomen. Jézus is daarin opgenomen. Hij is voorgegaan door de profeet Elia, en door Mozes. In de hemel zijn de getekende gezichten te zien van heel concrete mensen. Of nee, die gezichten zijn toch weer niet ’te zien’, want ze zijn aan onze blikken onttrokken. We mogen ons van hen die ons als levenden aan­spre­ken, geen starre beelden maken. We kunnen geen grip krijgen op deze personen om ze vervolgens ´een plaatsje´ te kunnen geven en ze naast ons af te leggen. Met zijn getekende gezicht, zijn gehavende lichaam en zijn con­crete ge­schie­de­nis, spreekt Jezus óns aan. Jezus is geworden: hij die in de hemel is, bij God. Zijn geschiedenis van vlees en bloed, van brood en wijn, van geven en delen, is opgeno­men in het verhaal van God met zijn mensen. Híj heeft recht van spre­ken. Vanuit de hemel – de plaats dus waar God is – klinkt zijn uitnodiging om hem met ons eigen leven te antwoorden. Opgenomen in en vanuit die plaats, de hemel, belooft Jezus ons de heilige Geest. Alleen daarom kan het bij ons Pinksteren worden.

ds. Anne Kooi