Na Pasen en verder

 

We komen in de kerk niet bij elkaar om successen te vieren. We komen bij elkaar om tastend en zoekend sporen van God in ons leven te ontdekken. Wat jij gevonden hebt, wordt waardevol om te delen, niet omdat het een intrigerend verhaal is, maar omdat het – misschien wel gerijpt in vertwijfeling – een eerlijk en authentiek verhaal is. God is in het hier en nu van ieders leven. De positieve inzet van God, en de positieve inzet van God in Jezus, wordt concreet in een gebroken wereld; in onze wereld die ook duisternis kent, en mislukken en honger, en haat, afgunst en oorlog. Jezus deelt wijn uit in een wereld waarin ook de beste wijn niet weg­neemt dat er soms tegen de wanhoop geen kruid gewassen is. Maar zo laat God zich juist kennen. Met Pasen hebben we dat weer met onze soms wat sleetse half dove oren gehoord. God is onder ons in de werkelijkheid van alle dag. In het verdriet. In het vergeefse. Ook als het schraal wordt zal Hij er zijn. Ja, juist dan zal Hij er zijn.

In de kerk leren we hopelijk om verhalen te vertellen. Echte levensverhalen die we kunnen delen met wie het maar horen wil; over de mooie dingen, maar ook over de donkere kanten van het leven. De eerste stap in de richting van kerkzijn in de samenleving, en concreet hier in De Waal, is het bouwen van vertrouwensbanden. Het is ontroerend om te zien hoe kwetsbaar mensen zich soms kunnen tonen. Hoe ze de pijn in hun bestaan kunnen benoemen; de scherven van hun ziel. Dat klinkt misschien zwaar, maar vaak is dat ook een proces van opluchting. Het mag letterlijk voor ons een troost zijn dat God niet huist in idealen of in luchtkastelen. Maar dat Hij erbij is als we hier en nu proberen in alle voorlopigheid vorm te geven aan ons bestaan en onze taak in de wereld. Ook als het moeilijk wordt om te geloven dat het verschil maakt wat we doen of om wie we zijn. Juist dan is Hij ons het meest nabij. In het gemis, als we bij de pakken neerzitten, maar dan ook tussen de verhuisdozen – bij wijze van spreken – bij het opbreken uit het vertrouwde, daartussen loopt Christus rond.

De kerk in onze context komt misschien wel aan het einde van haar vanzelfsprekendheid. De wijn is bijna op, de kruik gebroken, de voorraadvaten zijn leeg. De wereld om ons heen gaat ongenaakbaar zijn eigen gang, en het zijn juist de zwaksten en de meest kwetsbaren in de samenleving die daarvan de rekening betalen. Het doet pijn aan onze ogen, maar onze handen zijn te kort. Tegelijkertijd: als we mismoedig erkennen dat we aan het einde van al onze wijsheid zijn, pas dan komen we Christus werkelijk tegen. In een artikel dat ik vorige week op internet vond wordt gesteld dat een ‘levende kerk een stervende kerk’ is. In Romeinen 6: 3-5 lezen we immers: ‘Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding.’ Het geheim van Christus is niet te vinden in het belangrijk zijn of succes hebben, maar in de zelfrelativering. Kerkzijn draait niet om ons, maar om hen voor wie het evangelie werkelijk evangelie kan zijn. Voor hen steekt Hij het licht aan waarvan we leven. En waar onze handen tekortschieten, zien we de tekenen in Zijn handen. Hij geeft daarmee betekenis, inhoud en kwaliteit, aan dat waarvan wij leven: geloof, hoop en liefde.

ds. Anne Kooi