Schepping is niet natuur

Eén van de gemeenteleden van de protestantse kerk alhier gaf mij een oud exemplaar van een prachtig boek dat geschreven was midden in de roerige kerkelijke geschiedenis van Texel. Het was een boek dat door dominee J.J. Buskes geschreven was; herinneringen aan zijn predikantschap dat begon met een termijn op Texel, getiteld: ‘Uet eiland, de stad en het Koninkrijk’.

Wat me trof is dat de discussies die in de vooroorlogse tijd speelden, en waar Buskes verslag van doet, heel herkenbaar zijn. Zo vertelt hij over Frans S., natuurbeheerder van de Muy. Frans S was sterk verbonden met alle levende natuur van dat beschermde gebied, en je zou kunnen verwachten dat hij daardoor een sterke verbondenheid ook met God zou voelen. Maar daarvoor is deze Texelaar te nuchter en te realistisch: “De natuur werd door hem niet vergoddelijkt en heilig verklaard. Hij hield er geen natuurreligie op na.” Eenzelfde nuchterheid vindt hij bij een oude visser. Buskes zoekt bij hem een Godsbesef: “Deze man, die de Noordzee door en door kende, moest er toch wel iets van geschouwd hebben. Ik citeerde de psalm: ‘Gods stem is op de groote wateren.’ Zijn antwoord was: ‘Zestig jaar gevaren, m`neer, nooit iets van gehoord’. Ook dat is Texel.”

Maar het dilemma van Frans S gaat dieper en raakt aan fundamentele theologische vragen. Is God in de natuur te herkennen? Of kun je God leren kennen uit de natuur? Buskes heeft in de loop van zijn leven veel nagedacht over die vraag. En hij heeft groot respect voor de fundamentele terughoudend­heid die hij hoorde bij Frans tijdens hun gezamenlijke wandelingen door de Nederlanden en de Muyen. “Frans S kwam niet van de natuur tot God, maar van God tot de natuur.” De typisch Texelse theologie is samen te vatten volgens Buskes als: ‘wij huldigen het goede’. Maar bij Frans S hoort hij de essentie op een heel ander vlak liggen. Namelijk: ”de Bijbelse theologie van Frans S getuigt: Jezus neemt de zondaars aan!”

Dat je niet zomaar van de natuur naar God kunt redeneren, vindt Buskes – vol respect! – uitgerekend bij deze mens die zo net de natuur leefde. “Frans S vond het maar een dubieuze geschiedenis wanneer stadsmenschen, aan wie hij den rijkdom van de Muyen liet zien, ietwat dweperig spraken over Gods liefde in de natuur. Frans wist het wel: zij kenden noch de natuur, noch Gods liefde in den bijbelschen zin van het woord. Enkel wat oppervlakkige romantiek. Hij kende de scheur, die dwars door de schepping heenloopt. Om der zonde wil. Zijn er grooter moordenaars en dieven dan de meeuwen? En een jonge reiger, die Frans beetpakte, spuugde in zijn angst een paling uit, die hij pas in zijn gulzigheid levend naar binnen geslikt had. Toch was deze wereld Gods wereld. Zij lag onder Gods open hemel en die open hemel was voor Frans S nog iets anders dan de hemelkoepel boven Texel met zijn zon en wolken overdag, met zijn duizenden sterren in den nacht. Frans S, die op zijn eenzame tochten veel nadacht, had zoo op eigen hand een theologie onder open hemel gemaakt. Zij vertoonde alle nadelen van een theologie op eigen hand. Maar zij bezat eveneens alle voordelen van een theologie onder open hemel.”

En zo leer ik dan weer met respect de reikwijdte kennen van de inzichten van mensen die hier op dit stukje aarde leven en geleefd hebben. Met dank aan dominee J.J.Buskes en aan mijn gemeentelid aan ‘t Horntje die mij dit wilde aanreiken.

ds. Anne Kooi